Hulpfiches 

De spelling van de werkwoorden

We behandelen de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord.

1 De stam, de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord

De stam

De stam is een belangrijk begrip. Je hebt de stam nodig om werkwoorden correct te spellen.

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen. Wat je overhoudt, is de stam. De stam van worden is word, de stam van leiden is leid, de stam van houden is houd ...

Bij sommige werkwoorden lijkt dit mis te gaan: de stam van beloven (belov) ziet er raar uit. Toch is belov echt de stam van beloven. Als je er werkwoordsvormen mee vormt, moet je deze stam wel wat aanpassen. Om bijvoorbeeld de juiste ik-vorm ik beloof te krijgen, moet je de o verdubbelen (ik belof is niet juist). Ook moet de v een f worden. Ooit is namelijk de afspraak gemaakt dat de v nooit aan het einde van een lettergreep in een Nederlands woord kan voorkomen. Daarom is het ik beloof en ik beloofde (f aan het eind van een lettergreep), naast zij beloven (de lettergreepgrens ligt nu na de o: be-lo-ven). Nog een voorbeeld: de stam van reizen is reiz; de ik-vorm wordt ik reis (ook de z kan niet aan het einde van een lettergreep in een Nederlands woord voorkomen). Het is ook zij reisden (s aan het einde van een lettergreep), naast zij reizen met een z (lettergreepgrens na de ei: rei-zen).

Tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd enkelvoud is alléén deze vraag van belang: moet ik een t aan de stamLinks to an external site. toevoegen, of niet? Die vraag kun je alleen beantwoorden door op zoek te gaan naar het onderwerp van de zin.

Voor vrijwel alle werkwoorden gelden in de tegenwoordige tijd enkelvoud de volgende regels:

  • Geen t
    Voeg geen t aan de stam toe als het onderwerp:
    ik is: ik maak / ik word, maak ik / word ik
    jij/je is én achter de persoonsvorm staat: maak jij / word jij
  • Stam + t
    Voeg wél een t aan de stam toe als het onderwerp:
    jij/je is én vóór de persoonsvorm staat: jij maakt / jij wordt
    u is: u maakt / maakt u, u wordt / wordt u
    een derde persoon is:
    • hij / zij / het / Mark / Fleur / het meisje / de klas / onze afdeling / het boek / Den Haag / Nederland / wie / wat / ... maakt / wordt
    • dan maakt / wordt hij / zij / het / Mark / Fleur / het meisje / de klas / onze afdeling / het boek / Den Haag / Nederland / ...

Verleden tijd

In de verleden tijd wordt het onderscheid gemaakt tussen regelmatige (of zwakke) en onregelmatige (of sterke) werkwoorden.

Regelmatige werkwoorden

Bij de zwakke (of regelmatige) werkwoorden wordt achter de stam van het werkwoord in de verleden tijd de uitgang -de of -te geplaatst. Welke van die uitgangen juist is, hangt af van de laatste letter van de stam. Luister om de uitgang te bepalen.

Wat kan helpen, is 't kofschip x. Bij de medeklinkers die voorkomen in het woord 't kofschip x, komt in de verleden tijd -te: werkte, blafte, kuste, juichte, klopte, faxte, praatte ... Bij werkwoorden waarvan de stam op een andere medeklinker of op een klinker eindigt, komt in de verleden tijd -de: kleide, reisde, tobde, gebeurde ...

Onregelmatige werkwoorden

Naast de sterke en zwakke werkwoorden is er nog een kleine groep onregelmatige werkwoorden: hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen. Deze werkwoorden hebben ook (deels) afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd (zoals kan, is en heeft) en ook de verleden tijd is niet altijd voorspelbaar (zoals wou, was en mocht).

Niet alle werkwoorden passen precies in bovenstaande indeling; bij een kleine groep verandert in de verleden tijd behalve een klinker ook een medeklinker: brengen - bracht - gebracht, eten - at - gegeten, gaan - ging - gegaan. Andere werkwoorden hebben gedeeltelijk een zwakke, en gedeeltelijk een sterke vervoeging: bakken - bakte - gebakken, vragen - vroeg - gevraagd, wreken - wreekte - gewroken en zeggen - zei - gezegd.

Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord kan op verschillende manieren gevormd worden. Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of tLinks to an external site.achter. Soms komt de uitgang -en achter de stam. Het voltooid deelwoord wordt zonder ge- gevormd bij onscheidbaar samengestelde werkwoorden waarbij de klemtoon op het tweede deel valt (doorlópen, weerleggen, misbruiken) en bij veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld ...

-d of -t

Om te bepalen of je een -d of -t schrijft, luister en kijk je naar de persoonsvorm in de verleden tijd. Bv.: ik maakte -> ik heb gemaakt; jij antwoordde -> jij hebt geantwoord.

Ook hier kun je 't kofschip x gebruiken. Het voltooid deelwoord krijgt dezelfde letter als de verleden tijd: de werkwoorden met -te krijgen een t, die me -de een d: gewerkt, geblaft, gekust, gejuicht, geklopt, gefaxt, gepraat, gekleid, gereisd, getobd, gebeurd ...  

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin